top of page
Vergadering
BESTUUR
Intro 

Fraude is een complex probleem dat zich vaak overheen sectoren en landsgrenzen afspeelt. De aanpak vereist samenwerking tussen sectoren (de private, publieke, en overheidssector) en overheen landsgrenzen. Zo ontstond vanuit de Macolin Conventie, de “Group of Copenhagen”, waarin elke ondertekenende lidstaat een lokaal netwerk opzet in de strijd tegen matchfixing.

PrOFS onderzocht de structuren, het bestuur en de samenwerkingen binnen verschillende Nationale Platformen tegen matchfixing. Meer hierover weten? Lees verder!

Bestuur op (inter)nationaal niveau: De Nationale Platformen
De Raad van Europa en de Macolin Conventie

Binnen de Raad van Europa werd het Macolin verdrag ter bestrijding van de manipulatie van sportwedstrijden opgesteld. Dit internationale verdrag voorziet onder andere in een typologie van sportmanipulaties en in de creatie van nationale platformen ter bestrijding van de manipulatie van sportwedstrijden in alle lidstaten van de Raad van Europa. De Group of Copenhagen omvat het netwerk waarin al de verschillende nationale platformen samenkomen en informatie uitwisselen.

Het hoofddoel van de Nationale Platformen is het beschermen van de integriteit van de sport. Specifiek willen ze door samenwerking tussen politie/parket, de sportsector en gokregulatoren de preventie, detectie en sanctionering van competitiemanipulatie verbeteren.

Belgisch Nationaal Platform ter bestrijding van de manipulatie van sportwedstrijden 

Op nationaal niveau zorgen de Nationale Platformen voor de coördinatie van de strijd tegen sportfraude. De platformen werken aan preventie, detectie en sanctionering van sportfraude en zorgen voor (inter)nationale informatie uitwisseling.

 

Het Belgisch Nationaal Platform is samengesteld uit verschillende actoren waaronder private, publieke en overheidsactoren (bv. de gemeenschappen, de sportadministraties,  sportfederaties, VSF, BOIC, Federale Politie en Parket en de kansspelcommissie).

Middel 4.png
Wat zijn de kwetsbaarheden van het Belgisch Nationaal Platfrom?
  • De bestuursvorm van het Belgische Nationale Platform is een "Lead Organization Governed network". Dit houdt in dat de coördinatie van het platform in handen ligt van één leidinggevende. In België is dit de Federale Politie. Hierdoor ligt de focus van het netwerk voornamelijk op detectie, enigszins op sanctionering, en minder op preventie.

    Een lead organization governed bestuursvorm heeft voordelen op het gebied van stabiliteit van het netwerk, maar kent ook kwetsbaarden. Zo is er vaak minder vertrouwen, controle, betrokkenheid, en minder instroom van kennis, expertise en middelen in vergelijking met een meer gedeelde vorm van netwerkleiderschap.

  • De Federale Politie is de ‘lead organization’ en coördinator in het netwerk. Dit leidt bij sommige actoren tot wantrouwen. De politie is een controlerende instantie, wat een drempel kan vormen voor het melden van incidenten. De focus van politie is voornamelijk detectie, wat de vraag oproept of de politie wel de beste leider is in een netwerk dat gaat over preventie, detectie, en sanctionering.

  • Het netwerk mist inclusie van belangrijke actoren zoals sportclubs, atletenvertegenwoordigers, kansspelregulatoren en kleinere federaties. Daarnaast is de netwerkdensiteit laag, waardoor veel samenwerkingen onbenut blijven. Bovendien zijn belangrijke actoren die een rol kunnen spelen in preventie (vb. Sportieq) nauwelijks betrokken in het netwerk.

  • De Raad van Europa (RvE) speelt een beperkte rol als metagovernor, wat ook de internationale connectie limiteert. Daarnaast ontbreekt er internationale wetgeving, en zijn er weinig verbindingen met andere platformen binnen de Group of Copenhagen. De conventie is bovendien slechts beperkt geratificeerd, wat een obstakel vormt voor de internationale samenwerking.

  • Het Nationaal Platform functioneert grotendeels op goodwill en informele relaties. Er mist een formeel kader met duidelijke bevoegdheden en mandaten. Dit zorgt voor een beperkte capaciteit van het netwerk en bemoeilijkt het werven van middelen, terwijl er ook geen operationeel secretariaat is. Er zijn weinig tot geen financiële middelen beschikbaar voor de werking van het platform en het is afhankelijk van de goodwill van leden voor bijeenkomsten en logistieke ondersteuning. De leden voeren hun taken binnen het netwerk uit op vrijwillige basis. Dit naast hun vaste jobs.

  • Er ontbreekt aangepaste regelgeving, waardoor het delen van privacygegevens (en dus cases) binnen het netwerk problematisch verloopt. Het platform kan moeilijk overtredingen sanctioneren, omdat details van lopende onderzoeken niet gedeeld mogen worden binnen het netwerk zolang het onderzoek loopt. Daarnaast is er geen aangepaste wet voor matchfixing, wat het moeilijk maakt om dit soort zaken onder de huidige strafwet effectief strafrechtelijk te vervolgen. Hierdoor is de rol van de politie en justitie binnen het netwerk beperkt.

  • Er is een gebrek aan gemeenschappelijke doelstellingen en gedeeld engagement. Er is geen duidelijk actieplan met prioriteiten, doelstellingen, en verantwoordelijkheden. Mede daardoor blijven actoren vooral gefocust op de eigen belangen.

Middel 5.png
Aanbevelingen PrOFS
  • Dit houdt in dat er een gezamenlijk begrip opgebouwd moet worden rond competitiemanipulatie. Het gebruik van de typologie van de Raad van Europa (RvE) kan helpen om de doelstellingen en prioriteiten van het Nationaal Platform te bepalen. Het is belangrijk om individuele en gedeelde doelstellingen te identificeren en duidelijk vast te leggen wat de rol van het netwerk zou moeten zijn op het gebied van preventie, detectie en sanctionering van matchfixing. Het opstellen van een gezamenlijk jaarplan, waarin de doelstellingen worden geformuleerd, en het terugkoppelen via een jaarrapport kan de effectiviteit vergroten. Bovendien moet er worden gestreefd naar open en inclusieve communicatie en discussie, waarbij actoren nauwer betrokken worden bij de werking van het NP. Dit vraagt om actievere inbreng van alle actoren, evenals duidelijke afspraken en overeenkomsten die de gemeenschappelijke werking faciliteren, zoals memorandums of understanding. Het ratificeren van de conventie en het invoeren van (internationale) wetgeving zijn cruciale stappen om de werking van het Nationaal Platform te formaliseren en versterken. ​

  • Er moet gewerkt worden aan het opbouwen van vertrouwen en het ontwikkelen van wederzijds begrip. Aangezien de politie het netwerk leidt, is het voor sommige actoren niet altijd evident om volledig open te zijn. Gedeeld leiderschap, met meer gezamenlijke verantwoordelijkheid, kan dit verbeteren. Ook is het belangrijk om een gevoel van relationele legitimiteit en tevredenheid over de samenwerking te ontwikkelen. Momenteel werkt iedereen nog grotendeels voor zichzelf, maar door samen te werken aan gedeelde doelstellingen met een heldere rolverdeling, kan de tevredenheid over de gezamenlijke werking toenemen. De motivatie en positieve ingesteldheid van de individuen binnen het netwerk vormen een sterkte, maar deze motivatie kan nog meer afgestemd worden op de gedeelde doelstellingen. ​

  • Dit vereist afspraken over het effectief ontwikkelen van output binnen het netwerk. Er moeten concrete doelen worden gesteld voor de ontwikkeling van processen en producten, zoals alertsystemen, triagesystemen en terugkoppeling na afhandeling van een case. Daarbij is het belangrijk om te investeren in procedures die realisaties mogelijk maken, zoals aangepaste wetgeving die informatie-uitwisseling faciliteert, evenals de ratificatie van de conventie. Werkgroepen kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Gedeeld leiderschap is eveneens cruciaal. De politie is momenteel een te centrale leider en zou ondersteund moeten worden door andere centrale actoren, zoals sportactoren en gokregulatoren. Gedeeld en wisselend leiderschap kan ervoor zorgen dat er meer en bredere kennis en expertise in het netwerk komt en dat de verantwoordelijkheid eerlijker wordt verdeeld. ​

     

    Daarnaast is het belangrijk om activiteiten te ontwikkelen voor kennisopbouw en meer open te staan voor de inbreng van niet-leden, zoals universiteiten. Er kan ook meer uitwisseling plaatsvinden met andere actoren binnen de Group of Copenhagen (GoC). Tot slot moeten middelen, waaronder logistieke, personele, financiële en technische middelen, gedeeld worden binnen het netwerk. Een minimum aan werkingsmiddelen is noodzakelijk, evenals een secretariaat. De externe communicatie en de bekendheid van het NP kunnen verbeterd worden via bijvoorbeeld een website.

bottom of page